DOOR: PATRICK MEERSHOEK, Het Parool, 14 Februari 2017

Dankzij de komst van vispassages bij sluizen wist een Amsterdamse spiegelkarper een afstand van liefst 209 kilometer te overbruggen. Een verbluffende prestatie, zeggen kenners.

De karper is van nature een avontuurlijke vis, maar de omzwervingen van een Amsterdamse klapstaart met de code 998-23 worden zelfs in kringen van doorgewinterde hengelaars met ongeloof begroet. Sinds de jonge karper in 1998 in het Beatrixpark is uitgezet, dook hij al helemaal in Enkhuizen op, maar onlangs werd hij ook in het Haringvliet gevangen – ruim tweehonderd kilometer verderop. Een verbluffende prestatie, zegt Joris Weitjens van de Amsterdamse Hengelsport Vereniging, tevens bestuurder van de Belangenvereniging Verantwoord Karperbeheer.

Ongekend.
“Een karper begint met een leefgebied van een kilometer of tien, maar breidt dat met de jaren wel flink uit. Er zijn voorbeelden bekend van exemplaren die honderd kilometer verderop opduiken, maar tweehonderd kilometer, dat is ongekend.” De lange reis van 998-23 kan in kaart worden gebracht omdat het dier deel uitmaakt van het karperproject waarmee de AHV in 1998 begon. In het Beatrixpark werden toen 135 spiegelkarpers in de Amstel uitgezet, een gekweekte variant van de wilde karper. Karper 998-23 werd voor hij te water werd gelaten op de foto gezet en opgemeten. Hij mat toen 41 centimeter en woog 1700 gram, schoon aan de haak.

Het was de eerste keer dat een aantal gekweekte karpers werd uitgezet, vertelt Weitjens, die er indertijd zelf bij was. “We hebben er in de afgelopen jaren ongeveer 2500 uitgezet. De eerste twee jaar zijn doorgaans bepalend voor het succes. De vis moet zijn weg zien te vinden in het open water en kan onderweg ook nog een snoek tegenkomen.”

Onneembare hindernissen.
De bijzondere tekening van de dieren maakt het mogelijk de vissen te herkennen zodra zij ergens door een sportvisser boven water worden gehaald. Dat overkwam vis 998-23 in twintig jaar elf keer, aanvankelijk vooral in de buurt van Amsterdam, maar sinds 2015 werd hij gevangen op het IJmeer, het Markermeer en, de laatste keer, in het Haringvliet, nu een flinke knaap van tachtig centimeter en elf kilo.

Het vangen van een spiegelkarper is voor iedere visser een heuglijk feit, dat vaak ook wordt gemeld bij de belangenvereniging. “Dankzij die meldingen weten we dat deze karper in kwestie in 2015 twee keer is gevangen in het Markermeer bij Enkhuizen en een jaar later in het Haringvliet. In de tussentijd moet hij dus een afstand hebben afgelegd van bijna 209 kilometer.” Die trek is tegenwoordig ook mogelijk, vertelt Weitjens, dankzij de komst van vispassages bij de sluizen die voorheen onneembare hindernissen vormden.

Kweekplaats.
“We vermoeden nu dat onze vis vanaf Enkhuizen naar Muiden is gezwommen en bij Weesp het Amsterdam-Rijnkanaal heeft genomen in de richting van de Lek. Via het Hollands Diep zou hij dan weer op het Haringvliet terecht kunnen zijn gekomen.” Weitjens wijst erop dat de vissen die eind jaren negentig werden uitgezet in Amsterdam, waren gekweekt bij de Amercentrale, niet ver van het Haringvliet. “Daar zwemmen meer spiegelkarpers rond. Het is nooit duidelijk geworden of dat dieren waren die uit de kweekplaats waren ontsnapt of dat het vissen waren die hun oude stek hadden opgezocht, bijvoorbeeld als paaigrond.”

De duidelijk herkenbare streepjescode maakt dat over de identiteit van 998-23 geen twijfel bestaat. “Soms is er discussie over de tekening, maar in dit geval zijn we honderd procent ­zeker,” zegt Weitjens, die spreekt van een spectaculaire vangst. “Het is nu echt heel uitzonderlijk, maar het kan er ook op wijzen dat lange­afstandsmigratie vaker voor zal gaan komen. Als Duitsland en België de sluizen ook gaan voorzien van vispassages, is er geen enkele reden voor de karpers om bij de grens te stoppen.”